In de documentaire De wereld in Ter Apel krijgen we een bijzonder inkijkje in het leven van mensen in het asielzoekerscentrum.
Filmmakers Hans Hermans en Martin Maat mochten een jaar lang filmen in Ter Apel. Eén van de jongeren die aan het woord komt, is Ousmane uit Guinee.
Ousmane groeide op in een moeilijke situatie. Thuis was er veel geweld. “In mijn land was het echt moeilijk. Mijn moeder is getrouwd met mijn vader. Hij heeft twee vrouwen,” vertelt hij.
Hij zag vaak hoe zijn moeder werd mishandeld. “Ik heb veel gezien.” Als tiener wordt Ousmane naar de stad Fria gestuurd om te studeren, maar dat pakt anders uit. “Ik was daar een soort slaaf.”
Hij moest urenlang boontjes plukken en verkopen. Soms werkte hij van acht uur ’s ochtends tot drie uur ’s middags.
“Als ik daarmee klaar was, moest ik naar huis wandelen. Dan was het al laat. Als ik naar school ging, viel ik in slaap. Ik was zo moe dat ik me niet kon concentreren.”
Ousmane belt zijn moeder met de vraag of hij terug mag komen. Maar zij is bang dat zijn vader hem iets aan zal doen.
“Mijn moeder zei: ‘Nee Ousmane, jij weet dat je vader slecht voor jou is en je elke dag slaat, en mij ook’.” Uiteindelijk regelt ze dat hij met zijn oom naar Europa kan reizen.
De reis is gevaarlijk. De eerste poging mislukt. “Als je naar Europa wil, moet je betalen. Als het niet lukt, moet je weer opnieuw betalen.”
Bij de tweede poging slaat het noodlot toe: zijn oom verdrinkt onderweg. Ousmane is dan pas 14 jaar. Via Mali en Burkina Faso belandt hij in Libië, waar hij zes maanden blijft.
Daarna reist hij door naar Italië. Hij blijft daar anderhalf jaar, maar voelt zich er niet welkom. “Als je daar donker bent, stopt de busschauffeur niet voor je.”
Ook vindt hij het lastig om werk te krijgen. “Italiaanse mensen krijgen tien euro per uur, maar donkere mensen maar vijf of drie euro.”
Daarom reist hij door naar Nederland. In Ter Apel blijft hij twee weken en komt dan terecht in het AZC in Drachten.
Daar probeert hij opnieuw een leven op te bouwen. Hij meldt zich aan bij voetbalclub Harkemase Boys en mag het seizoen daarna bij het eerste team.
Maar dan krijgt hij slecht nieuws: de IND heeft zijn asielaanvraag afgewezen. Hij moet terug naar Italië. Enkele weken later wordt hij thuis opgehaald.
Hij mag geen spullen pakken en wordt door zes agenten meegenomen. In de gevangenis van Rotterdam wacht hij op uitzetting.
Een psycholoog stelt vast dat hij geen psychische stoornis heeft, maar dat hij last heeft van trauma’s. Inmiddels krijgt hij hulp van Medische Opvang Ongedocumenteerden (MOO).
Hoewel hij Nederland officieel moet verlaten, gaat hij hier naar school. Hij doet een techniekopleiding, loopt stage, voetbalt, maakt muziek en geeft zwemles aan kinderen.
In zijn muziek verwerkt hij zijn verhaal. Hij probeert anderen te waarschuwen. “Europa is niet El Dorado, niet het paradijs.”
”Zij denken dat dat wel zo is. Europa heeft een eigen realiteit, maar dat kan je niet weten als je hier niet bent.”
Hij zegt dat hij anderen wil vertellen in Afrika te blijven. “Hier is echt de hel,” verzucht hij. “Ik zag veel mooie dingen, veel mooie clips, voetbal, gebouwen. Ik dacht dat dit het paradijs was. Maar het is eigenlijk anders. Het geeft zoveel stress.”
Ousmane benadrukt dat mensen niet voor hun plezier naar Europa komen. “Wij komen hier omdat daar problemen zijn.”
Gelukkig heeft hij steun aan mensen om hem heen. Eén persoon betekent veel voor hem. “Hij is een Surinamer. In Nederland is hij mijn vader,” zegt Ousmane over meneer Henk. “Hij doet alles voor mij. Alles. Geld, eten, alles. Soms gaan we naar Vitesse met zijn vrouw Corinda.”
Toch blijft het zwaar. “Ik ben altijd positief, maar ik ben moe. Ik probeer door te gaan maar ik kan niet slapen. Ik neem slaapmedicatie voor mijn traumatische ervaringen.”
Hij sluit af met een krachtige, maar verdrietige zin: “Als je mij ziet denk je: ‘Het gaat goed’. Maar eigenlijk ben ik moe.”